print deze pagina

Blog - Helden uit de ouderenzorg

Vier jaar geleden ben ik overgestapt naar WZH Schoorwijck. Daar ben ik tot de dag van vandaag enorm blij mee. Ik voelde mij hier direct thuis. De sfeer is prettig. Collega's weten elkaar te vinden als er iets is en het belang van de bewoner staat altijd voorop.

Sinds januari 2022 werk ik als locatieverpleegkundige. Een nieuwe en uitdagende functie waarin ik mijn ideeën en plannen rondom de kwaliteit van de zorg kan waarmaken.

Naast mijn werk ben ik trotse mama van twee zoontjes van 2 en 4 jaar. Kortom, een druk en dynamisch leven dat me soms in de pen doet klimmen om een drukke dag of dienst van mij af te schrijven.

Ik heb een prachtig beroep. Ik deel graag mijn verhaal van werken in de zorg met jullie.

Liefs,
Anique

 

Levenscirkel

In de vroege ochtend rij ik in het donker richting werk voor mijn tweede dienst van de week. Mijn jongste zoon achter in de auto, nippend aan zijn beker met limonade. Hij propt het laatste stukje wafel in zijn mond en lacht naar mij. Zo vrolijk en onbezorgd. Zijn blik op het leven nog zo onbevangen.  

Als ik mijn zoontje heb afgezet bij de opvang en ervan verzekerd ben dat hij straks vast stopt met huilen, rij  ik door naar werk. Ik bewandel de bekende route: naar de kast waar ik mijn telefoon en sleutels pak, vervolgens langs de koffiemachine voor een verse bonenkoffie, en ik eindig in ons kantoor.

Zoals iedere ochtend bel ik de etages, zodat ze weten dat ik er ben en om te vragen of alles goed gaat. Een collega op de laatste etage vertelt dat het niet goed gaat met een van onze bewoners. Ik start de computer op en lees de overdracht. Het blijkt echt niet goed te gaan en ik vermoed dat het een levenseindegesprek wordt.

Het wordt niet het eerste levenseindegesprek deze week. Het zijn de meest  intense, persoonlijke gesprekken die je kunt voeren. Gesprekken die voor dat extra stukje verbinding kunnen zorgen. Er is geen recept om zo goed mogelijk dood te gaan en er is ook zeker geen recept dat je vertelt hoe je over deze onvermijdelijke levensgebeurtenis kan praten.

Ik wandel richting de kamer van de bewoner en klop op de deur. Vlak achter de deur hoor ik “jaaa”. Ik voel even paniek in mijn lijf en vraag mij af waarom het antwoord op mijn geklop zo dichtbij is. Wanneer ik voorzichtig de deur open, zie ik haar de vertrouwde Brinta-pap maken.

Precies hoe ze het altijd wilde: goed warm, niet te dik en de roomboter moet gesmolten zijn. Ze vraagt mij of ik de dop van haar ijzerdrankje open wil maken. “Natuurlijk”, antwoord ik en draai de dop eraf.

Fascinerend vind ik het: de keuze hebben gemaakt dat je niet meer wilt leven, maar de dagelijkse routine niet kunnen of willen opgeven. Je zou denken dat je alles laat vallen, in bed gaat liggen of op z’n minst een sterke borrel neemt, toch?

Enkele minuten later beginnen haar benen te trillen en beginnen haar armen te verzuren van het roeren in de pap. Ze sluit haar ogen. Ik vraag haar of ik het mag overnemen.  Na wat gekreun hoor ik zachtjes “Ja, doe maar dan.” Nog maar kort geleden had zij dit nooit toegestaan; ze zou mij de lepel nog niet in mijn hand gunnen.

Het voelt als lang geleden dat deze bijzondere vrouw wekelijks naar de kapper liep. Volledig uitgeput, maar uiterst chic gekapt kwam zij terug. Ze kon urenlang met ons discussiëren in haar kamer en bleef voet bij stuk houden, ook al realiseerde zij zich tijdens het gesprek dat een compromis misschien wel de beste oplossing was.

Nu lijkt het haar niet meer te schelen hoe haar haren zitten. Voorzichtig vraag ik of ik haar haren mag kammen.  “Vandaag wel“, antwoordt zij vastberaden.

Wanneer ik tevreden ben met het resultaat begeleid ik haar naar haar stoel, vlakbij het raam. Samen kijken we naar buiten. Ze steekt een trillende hand naar me uit. Ik knijp er zacht in, zij knijpt niet terug. “Ik wil nog maar een ding, dat is gaan slapen en nooit meer wakker worden.”

Diezelfde middag is er een familiegesprek. De volgende ochtend loop ik direct bij haar langs. Ze is in diepe slaap. De frons tussen haar wenkbrauwen, die is verdwenen. Volledig ontspannen, maar alleen ligt zij daar. Vredig kam  ik haar haren en vertel haar dat ze niet alleen is.

 

LIEFS,

Zuster Anique

De wonderlijke wereld van dementie

Het is lente, de zon schijnt en ik besluit mijn fiets te pakken richting werk. Mijn zoontje zit voorop de fiets. Een frisse ochtendbries door zijn lange, blonde haartjes. De warmte van de ochtendzon is goed te voelen op onze huid, hij knijpt met zijn oogjes en maakt een cirkel door zijn wijsvinger op zijn duim te plaatsen. Ik begrijp meteen wat hij bedoelt, zijn zonnebril.

Wanneer ik aankom op werk, hoor ik dat er een collega ziek is op de tweede etage. Ik besluit zo snel als mogelijk de overdracht te lezen en drink mijn inmiddels koud geworden koffie op. Vervolgens haast ik mij naar de etage om te gaan ondersteunen in de ochtendzorg.

Ik bel aan bij mevrouw en wacht totdat ik “joehoee” hoor waarna ik de deur open en bij haar naar binnenstap.

Het is een puinhoop waarvan we beiden niet weten waar te beginnen met opruimen. Een allesoverheersende stilte vult de kamer.

“Pakt u de voorkant van uw blouse? Dan help ik u wel even met de knoopjes." Het samenspel lijkt in volle gang. Ik met mijn allerbeste glimlach en zij met een vreemde, bijna verslagen blik in haar ogen.  Wat zal ze denken: "Wie ben jij? Hoe weet jij hoe ik heet? Wat kom jij hier doen in mijn huis? Waarom moet mijn kleding uit?" Ik maak mij een voorstelling van de gedachten die door haar heen gaan en begrijp direct de blik op haar gezicht.

Zoekende naar de juiste woorden, probeer ik haar gerust te stellen door de nadruk te leggen op onze samenwerking en niets te doen wat ze niet wil. Het lijkt deze ochtend goed te gaan. Ik zoek naar bevestiging en vraag haar of het goed gaat. Heel zachtjes hoor ik haar stoeien met het vinden van de juiste woorden. Vervolgens hoor ik haar mijn vraag beantwoorden met “Ja, wil je ook nog even mijn rug insmeren en mijn onderlaken rechttrekken?”

Nog geen 10 seconden later kijk ik in een gezicht dat ik niet meer herken.  "Ga weg joh! Ik ken jou helemaal niet! Aankleden? Ik blijf in mijn bed, jij snapt er niets van! Wie denk je dat je bent een of andere dokter ofzo!? " Haar lichaam verzet zich direct en blokkeert iedere vorm van hulp. Onder andere onrust, paniek en angst zijn non-verbale lichaamssignalen die ik kan aflezen. Ineens alles volledig kwijt en niet meer in staat om het te verwoorden. Zo zoekend en dwalend zonder doel, want dat herinnert ze zich niet meer. Het voelt alsof ze het licht probeert te zoeken in een donker en dicht bos. Ik pak haar hand, probeer de woorden te benoemen waar zij naar op zoek was, maar het is te laat.

Ze is verdwaald, verdwaald in het dichte bos dat “dementie “heet.

Ik denk terug aan vanmorgen vroeg toen ik op de fiets zat met mijn zoontje. Op de een of andere manier weet ik altijd wat hij nodig heeft waarom nu dan niet bij haar?

De volgende ochtend besluit ik het op een andere manier aan te pakken.

Soms moet je even op je handen gaan zitten en teruggaan naar de basis, naar die pagina uit het levensboek die zij zich nog wel kunnen herinneren. Ik besluit haar te vragen naar haar werk, een baan die zij jarenlang met plezier heeft beoefend. Ze begint te praten en vraagt of ik een kopje koffie lust. Dat kleine dingetje waar zij zo blij van wordt; een warm kopje koffiedrinken samen met iemand, met een heel klein beetje melk erin.

Tijdens het drinken van mijn te warme koffie probeer ik haar behoefte lezen; waar is zij nou naar op zoek, is het een geruststellend gesprek of een schone blouse of onderbroek?

Ik besluit mee te gaan op pad in het bos en doe een poging de overweldigende route samen met haar te overmeesteren.

Haar foto van vroeger, er zit wat stof op, dit laat ik haar wegvegen en er verschijnt een lach op haar gezicht. We staan samen voor het raam en ik vertel haar dat ik zin heb in de zomer, het strand en een koud biertje op het terras. Ze glimlacht naar mij en zegt “ja kind, geniet nooit met mate meisje, voor je het weet kan dat niet meer.”

“Ik heb altijd met volle teugen genoten, mijn werk was belangrijk, maar het is mij gelukt een balans te vinden tussen werk en thuis, ik werkte ook in de zorg weetje? Jaaa dat had je niet gedacht he?”

“Waardeer de kleine dingen meisje, die brutale kindjes van je zijn de halve wereld waard”

Ik denk terug aan vorige week, allebei mijn zoontjes wilden op bezoek bij deze karakteristieke dame. “Mama, ik wil naar die mevrouw bij wie ik het lichtknopje mag in- en uitdrukken, mag rennen over de gang en daarna op bed een koekje mag eten.”

De blijde glimlach die op haar gezicht verschijnt bij het zien van mijn kinderen, ga ik nooit vergeten. “Ik weet wat je meemaakt, ze zijn inmiddels dan wel volwassen, maar ook ik heb twee van die knullen groot moeten brengen. Het is mij gelukt, dus jou ook hoor.”

Het lijkt erop alsof zij de weg in dat dichte bos voor even heeft teruggevonden. Naar die ene pagina uit haar levensboek die zij zich nog wel kan herinneren.

“Voel je je hier thuis?’’, vraag ik. Ze knijpt in mijn hand en loopt richting het raam met uitzicht op de vijver. “Ja, dit is mijn thuis nu, maar wat als het straks niet meer gaat?”  Haar spieren rondom haar mond spannen zich aan en haar ogen worden waterig. Snel probeer ik dit gevoel weg te nemen door haar te helpen met het uitkiezen van haar kleding voor die dag. Die ochtend kan ik zonder problemen zorg verlenen bij deze unieke mevrouw en besluit zij het fleurige setje wat we samen zorgvuldig hebben uitgekozen aan te trekken.

Dementie heeft vele gezichten en die kunnen elkaar heel snel afwisselen. Was het mijn glimlach die irritant geworden was waardoor ze gisteren opeens boos werd? Wilde ze liever niet uit bed omdat ze ergens pijn had?  Wilde zij een jurk aan in plaats van  een blouse? Of begreep ze mij gewoon niet?

Vaak weten we niet wat de reden is waarom we opeens dat andere gezicht te zien krijgen. Geen enkele dag is hetzelfde. Soms mag je heel even met ze door het verdwaalbos lopen om even later weer volledig in het duister te tasten.

Aan het einde van mijn dienst tref ik haar in het door ons uitgekozen setje, beneden op het terras. Haar ademhaling lijkt zich te versnellen, een verbaasde blik in haar ogen. Ik realiseer mij dat ze niet meer altijd weet wie ik ben, maar ik voel dat ik iets voor haar beteken zoals ze naar mij lacht als ik haar tegenkom.

Met een tevreden gevoel ga ik naar huis.

Samen oud worden

Iedere ochtend om 7 uur, op weg naar mijn werk, zie ik haar. Helemaal alleen. Een knappe dame op leeftijd achter een rollator met daarop een aangebroken zak brood. Haar haren zijn te lang en haar kleding is te groot. Maar haar ogen glinsteren van afstand. Om haar heen tientallen meeuwen. Het maakt niet uit waar zij staat, de meeuwen zijn bij haar.

Wat voor leven heeft deze bijzondere vrouw gehad? Heeft ze een partner? Is ze onderweg naar haar partner, wellicht in een verzorgingshuis? Of leeft haar partner niet meer? Maar bovenal: is zij gelukkig?

Als je een partner hebt met wie je een liefdevol leven deelt, mag je jezelf gelukkig prijzen. Maar hoe blijf je gelukkig? Hoe word je samen oud? En hoe doe je dat wanneer je allebei of een van de twee in een verzorgingshuis woont? Durf je elkaar nog een knuffel te geven? Heb je nog wel privacy?

Ik probeer hierover probeer in gesprek te blijven met onze bewoners. Op onze locatie voel ik zeker vrijheid en ruimte om lief te hebben. Zo lijkt er iets moois op te bloeien tussen twee bewoners; zij knepen er vorige week samen tussenuit. De partner van een andere bewoner schuift bijna wekelijks een bedbank aan, zodat hij bij zijn vrouw kan slapen. Weer een andere bewoner geniet van een wijntje op schoot bij een medebewoner.

Op de begane grond zijn meerdere echtparenkamers. Bijna wekelijks tref ik beiden aan op hun eigen terras. Hij drinkt een koud biertje en geniet van de zon. Zij kijkt naar hem. Wanneer mijn blik de hare kruist, glimmen haar ogen mij trots tegemoet. Ze heeft niets nodig, behalve het geluk van haar partner.

De liefde tussen deze twee mensen vult het appartement. De wanden van de woonkamer hangen vol foto’s; herinneringen aan hun lange historie samen.

Ze kijkt haar man aan. De manier waarop maakt me bijna jaloers. Ik hoop dat mijn man en ik later ook nog zo naar elkaar kijken. “Ja, hij is mijn man, de man die mij een prachtig leven heeft gegeven”, zegt ze liefdevol. Hij lacht terug, duidelijk opgelucht door haar antwoord. Hij pakt haar hand. Zij legt haar bevende, rimpelige hand op de zijne. Hij geeft haar een kus op haar mond. Twee tevreden mensen kijken mij vervolgens aan.

Zijn ziekte is de reden dat zij niet meer thuis konden blijven wonen. Wat was zij dankbaar dat ze bij ons het leven zoals thuis samen konden voortzetten. Dagen, weken en maanden zijn gevuld met puur geluk. Maar onvermijdelijk komt het moment dat haar man de strijd met de vreselijke, progressieve ziekte verliest.

“Ik kan hem nog niet missen, zuster. Wat moet ik nou straks zonder hem?“ Ik kijk in haar betraande gezicht. Haar onderlip trilt. We staan naast elkaar. Ik pak haar hand en knijp er zachtjes in. We zwijgen.

Lange tijd is hij onrustig, zoekend naar een juiste lichaamshouding. Ze praten met elkaar en met hun kinderen over het begrip ’comfort’ in de laatste levensfase. Zoals een leeuwin waakt over haar welpen, komt zij op voor het belang van haar man: een pijnloze en vredige dood.

Hij ligt op bed, zijn ogen gesloten en haar hand in de zijne. Ze streelt afwisselend de rug van zijn hand en zijn haar. “Hoe lang waren jullie eigenlijk samen?”, vraag ik. Een trotse glimlach verschijnt op haar mond en in haar waterige ogen komt een glinstering tevoorschijn. “Drieënzestig jaar, zuster, drieënzestig jaar.” De daaropvolgende avond slaapt hij vredig in, in het bijzijn van zijn partner.

Ik klop op de deur die al verwelkomend op een kiertje staat. “Ik ben het”, roep ik. In het halfdonker zie ik de achterkant van haar badjas. Ze staat voor het raam. Op de rollator voor haar staat een koud kopje koffie met een half opgegeten kom yoghurt. De televisie is aan maar het geluid is uit.

Ik leg mijn hand rustig op haar schouder. Ze draait haar hoofd naar me toe en ik kijk in haar betraande gezicht. Machteloze woorden en een stroom tranen volgen elkaar op. Ik reik een glas water aan en ga naast haar staan. “Ik heb het gevoel dat ik gefaald heb. Had ik meer kunnen doen? Had ik hem langer thuis moeten houden? Had ik hem vaker moeten knuffelen?” Zo zitten we terwijl haar verdriet zich een weg naar buiten zoekt. Vijf minuten. Tien minuten. Ik wacht tot haar tranen zijn verdwenen.

Wanneer ik mijzelf aan het einde van mijn dienst afmeld bij het servicepunt en een laatste rondje maak door het Ontmoetingscentrum, zie ik haar aan een tafel zitten. Ze is druk in gesprek met een medebewoner en neemt een slokje van haar wijn. Het verdriet is nog daar, maar heel even zie ik de glinstering in haar ogen, diezelfde glinstering als wanneer zij naar hem keek.

Bewoners die een heel leven hebben gedeeld en op hun oude dag een nieuw leven moeten opbouwen. Bewoners die me zeggen dat nooit te zullen kunnen. En die, als het moment daar is, zo ongelooflijk sterk blijken te zijn. Voor de zoveelste keer raak ik vervuld met een gevoel van diep respect voor de mensen onder ons die jarenlang een dierbare bij zich hebben gehad en die dan opeens moeten missen.

Als ik die middag door de gang loop op weg naar huis, schiet zij mij aan. “Bedankt voor het luisteren kind… Maar goed, dat is je vak, hè?”

“Nee hoor, wij zijn ook maar gewoon mensen”, antwoord ik met een glimlach.

Luisteren, dat is een vak apart en tijdens het dagelijkse rennen de ultieme uitdaging. Luisteren met de bedoeling om te begrijpen, niet met de bedoeling om te antwoorden. Iemand leren kennen is een eerste stap op weg naar een beter begrijpen.

LIEFS,

Zuster Anique